De eekhoorn was al de hele dag op stap. Per toeval kwam hij de schorpioen tegen die op een steen zat. “Waar ga je naar toe?” vroeg de schorpioen. “Waar ik naar toe ga?” De eekhoorn herhaalde verbaasd de vraag. Die vraag had hij zich nog nooit gesteld. Met de eerste zonnestralen werd hij wakker en dan liep hij naar buiten, het bos in. Meestal nam hij die weg waar hij de zon goed kon zien. Maar waar hij naar toe ging? Hij schudde zijn hoofd. “Ik weet altijd precies waar ik naar toe ga” zei de schorpioen. De eekhoorn keek hem bewonderend aan maar nog steeds kon hij zelf geen antwoord verzinnen. “Nu moet ik gaan, tot later!” zei de schorpioen beslist. “Ja euh, dan ga ik ook maar.” stamelde de eekhoorn. Hij wist nog niet waar hij naar toe zou gaan maar keek eens om zich heen en nam de weg waar hij de zon het best kon zien.
Tata!